HEAD TURNING

PROJECTEN

HEAD TURNING


In opdracht van stad Oostende werkte kunstenaar Rik Delrue drie jaar lang aan ‘Head Turning’, een sociaal-artistiek project rond dementie in het kader van Dementievriendelijk Oostende. Het project brengt dementie in de Stad in kaart en laat mensen die ermee kampen aan het woord om hun verhalen te delen.

Mensen met dementie kunnen volledig in het hier en

nu opgaan en beleven momenten van intens geluk”



Hilde Delameillieure

Ik vergelijk de dementie van mijn mama met een

emmer water die volgelopen is.

Elke druppel die er nu nog bijkomt loopt over.”


Filip V.

" Voor de spiegel staan en een wilvreemcde zien."

Puur visueel kan ik mijn collega’s nog herkennen.

Na diep nadenken kan ik nog achterhalen wat hun

functie was.

Namen komen echter niet meer in mij op.”

“Het is zo triestig dat ik introvert word en in mijn verleden leef.”

De betekenis van woorden niet meer kennen.

“Haar smaak veranderde.

Plots begon ze wijn lekker te vinden,terwijl ze dat voordien nooit dronk.”

expo03
vrouw_2images
expo09
expo07
expo06
expo05
expo08
expo04

GESPREKKEN

FRANS


Driehoog met zicht op een gewaaid strand. De sporen van de najaarsstorm liggen bijeengeveegd op straat, plakken in de rand van het raam, knarsen bij iedere stap van je winterschoenen. Ook binnen bij Frans zijn er sporen. Van zoveel dat voorbij is. Letterlijk afgesloten verhalen over doodgaan van de twee vrouwen in zijn leven: zijn vrouw en zijn dochter.


Hij woont al 13 jaar in Oostende. Samengevat: te kort genieten en dan lang zorgen voor zijn vrouw tot haar overlijden. De dochter is lerares en verhuist naar Luxemburg waar ze op zelfstandige basis aan coaching gaat doen volgens de principes van de Caycediaanse Sofrologie. Dat is samen met de klant zoeken naar “een harmonie tussen lichaam en geest in het hier en het nu.” Heel kort door/uit de bocht: door heel bewust ademhalen (en hoe dicht kom je dan bij hypnose?) streven naar “een vrije en zelfstandige manier van leven dat leidt naar een gelukkig gevoel en het beleven van de diepe waarden.”  Niet evident in haar eigen toekomst. Praktisch is wordt het een kwestie van overleven door aanvullend danslessen te geven. Het lukt niet zo goed. Vandaar: terug naar huis, naar mama en papa, aan zee.


2012. Is dat het beginjaar? Ze is 50 jaar. Er is nog zoveel moois te doen. Ik vraag haar om een eitje uit de koelkast te halen. Ei? Koelkast? Plots ontbreekt de link tussen het woord en het object. Niet voor de eerste keer, maar nu heel pertinent. We vragen hulp bij een psychiater en wachten heel lang op een resulaat: 10 dagen observatie. 10 dagen in een kale kamer zonder kast. De neuropsychiater komt één keer langs. Tweede opinie in dezelfde stad, derde in Kortrijk en een scan van haar hoofd: storing in de hypocampus. Is weten is genezen? 


Neen. Vanaf nu leeft en beweegt ze in een andere wereld. Zonder inkomen. Ze wordt 13 keer opgepakt voor diefstal – “Als je geen geld heb mag je het toch meenemen!?” – en via de rechter word ik de papa-bewindvoerder. Ze is haar oriëntatie kwijt. Ik blijf constant bij haar. We reizen iedere dag samen langs gans de kust. Van koffie op een terras naar koffie in de gelachzaal.


Maart 2019. Haar toestand of staat - hoe noem je dat – gaat achteruit. Ze begint te roken: één pakje per dag, ook midden in de nacht. Ze kent het gevaar niet van een ongedoofde sigaret. We zoeken een kortverblijf. Dat is er op dat moment in Oostende niet. Naar Brugge, dan Beernem,  tenslotte Oostduinkerke. Twee maand uit huis verblijf zonder de voorgeschreven medicatie. Zonder haar noodzakelijke vitamie B. Het gaat heel snel achteruit. Opnieuw naar Brugge voor observatie. Terug naar Oostduinkerke. Dan valt ze. Een breuk in haar schouder en een voet in de gips met daar bovenop een longembolie. We vragen een vergadering met alle betrokkenen om de toestand te bespreken. Het zou te maken hebben met gips, met stoppen met bloedverdunners, … Het einde is kortbij. Ik denk aan de betekenis van euthanasie. Ze overlijdt op 19 augustus 2019.


En dan blijf je achter met een grote dosis machteloosheid. Bij leven kregen we van de neuropsychiater maandelijks een verslag over haar toestand. Snel daarna is het stil. Geen uitleg meer. Wist hij zelf te weinig? Had hij er genoeg van?


Ik ben niet gelovig. Ik geloof in de wetenschap. Ik ga mee met de Snaartheorie. Elk lichaam is een verzameling van atomen, van ionen en in het uiterste punt een verzameling snaren, trillingen, miljarden trillingen in alle lichamen. In alles én blijvend. Vandaar dat zowel mijn vrouw als mijn dochter hier nu bij me zijn. In die zwarte urnen.


Geeft dat een ander gevoel van geluk? Wat blijft, is eenzaamheid en toch nog contact. Ik spreek stil met hen. Dat houdt me recht. Als niet-gelovige kijk ik de zondag op televisie naar de ochtendmis. Voor mijn vrouw. Alles wat zij beiden aangeraakt, gebruikt of gedragen hebben, is hier in deze kamer nog aanwezig, zoals hun trillingen overal meegaan. De zorg bij leven loopt door na hun dood. Wanneer ik er niet meer ben gaan we gedrieën samen de zee in. Later samen in zee.


André Baert.

JEANNINE

Ik heb altijd in Oostende gewoond. De Nieuwstraat, de Ooststraat, nu nog op een tweede locatie in de Prins Boudewijnstraat. Ik heb Robert leren kennen op de kermis van het Westerkwartier. Ik kende zijn broer Roland al van ons turnclubje. Bon: en van de kermis naar stad reed ik mee op de buis van zijn fiets. Zo lang geleden dus dat we voor het eerste ‘iets’ voelden voor elkaar. Zijn vader was ondertussen op zee verdwenen (1947). Ik hem heb nooit ontmoet. Robert en ik hebben elkaar 5 jaar ‘gekend’. Dat wil zeggen: een handje en een ‘totje.’ Ondertussen zijn we 69 jaar getrouwd... Reken en tel maar.


In augustus 2020 is hij alleen in De Drie Platanen gaan wonen na een opname in Serruysziekenhuis voor o.a. darmproblemen. Er is natuurlijk dat ‘onderliggend’ probleem. De dokters, de zoon, sociale diensten leggen daar en dan uit dat ik door mijn fysische toestand niet meer voor hem kan zorgen. Let wel: het is dus niet ik die dat vaststel, hé. Sedertdien blijf ik met een enorm schuldgevoel. We hebben elkaar zolang gekend, we woonden zolang op één plaats, en plots komt daar een eind aan. Dat is anders dan sterven. Hij is weg en toch is hij er nog. Ondertussen begrijp ik hun standpunt. Ik ga driemaal per week naar hem toe. Na een uur worden we beiden nerveus. Al die verwarde verhalen over wat hij vroeger meegemaakt heeft.  Moeilijk. Ik kan hem niet helpen. Als ik thuis alleen aan tafel zit, denk ik eraan dat hij op een andere plaats eet met anderen en dat hij leeft in een kamer met een ander uitzicht. Hij heeft het goed. Maar hij is niet thuis….


Soms beseft hij dat hij ergens anders is. Hij weet niet altijd wie ik ben. Hij is nooit 100% zeker. Ik ben Jeannine die hem bezoekt, maar niet Jeannine zijn vrouw. Hij is altijd blij als ik kom. Dat nieuwe evenwicht valt zwaar. De relatie is anders. Toen hij nog thuis was, reageerde hij zeer verward. Ik dacht nog niet aan dementie tot aan die allereerste ervaring: hij was vergeten dat ik naar de kapper was en stond op de hoek van onze straat te wuiven. Hij was me aan het zoeken. 


Er komt een leegte. De eerste zes maanden gaat dat nog. Je bent bezig met een nieuwe manier van leven. Dan is er het gemis naast je in bed. Je voelt, maar je vindt niets. Ik had daar voordien nooit over nagedacht. We hadden beloofd altijd samen te blijven. Robert beseft af en toe dat er iets in zijn hoofd raar doet. Hij steekt dan zijn vinger in de lucht, alsof hij wil dat het stopt. Dat en het feit dat hij zeer blij is me te zien. Dat doet je nadenken over geluk en ongelukkig is. Ah: je zou beter een breuk hebben. Dementie zie je niet. 


De lange corona-tijd maakt die leegtes nog groter. Iedereen is hoe dan ook beperkt: kleinkinderen kunnen of mogen niet komen, de zoon wel als mantelzorger. Hij voert me naar Robert en dan is de vraag: heeft hij een helder moment, zal hij mij herkennen? Hij kan soms een uur doorbomen over probleempjes die er niet zijn. Wat zal hij zich herinneren? Hoe komt hij bij al die kleine verhalen van heel lang geleden. Uit zijn jeugdjaren. Over zijn papa die in zee verdronken is (1947). Soms zegt hij dat hij op dat dramatisch moment ook aan boord was. Ik bedoel: een belangrijke gebeurtenis vergeet hij niet, maar de contexten worden door elkaar gegooid. Zelfde met zijn periode bij de Zeemacht en de reizen naar Amerika. Of Engeland tijdens de oorlog, de vlucht via Dieppe en de bombardementen rond de schepen, … Hij blijft dat herhalen. In het begin verbeterde ik hem, nu niet meer. 


Ik ga graag, maar wanneer ik wegga, zucht ik. Alsof het een opluchting is weg te kunnen gaan. Klinkt lelijk en daar komt dat schuldgevoel nog eens bij. Denk zo niet, zeggen de verpleegster. Je hebt geen schuld. Maar mijn problemen zijn daarmee niet weg. Wie met dementie wordt geconfronteerd, ondergaat angst. 


Ik denk dat hij af en toe angstig is. Soms geeft hij kleine signalen zoals wijzen naar zijn hoofd. Ik denk dat hij beseft dat het in zijn hoofd verkeerd gaat. Toen hij nog thuis was, werd daar eens goed mee gelachen. “Ik mijn lichaam, jij jouw hoofd,” zei ik dan. Dat is een teken van verbondenheid.  Hij is en blijft een gentleman: hij vergeet nooit om mijn mantel aan te nemen. Dat is mooi. Maar door diezelfde beleefdheid wordt hij snel kwaad op iemand die ongemanierd in een rolstoel aan tafel slaapt. Hij begrijpt niet dat die mensen ziek zijn. Ondertussen begin ik daar inwoners kennen. Ik dacht er zelfs even aan om ook naar het rusthuis te gaan, maar dat werd me sterk afgeraden. Ik zou in een andere afdeling moeten wonen, want constant geconfronteerd worden me zijn toestand… Neen.


Dit is intens leven. We hebben veel gezien, meegemaakt, vaak met zin voor humor. Er zijn zoveel dingen gepasseerd. Er is natuurlijk de domper door die corona-perikelen. Dat en die zin om te corrigeren maken je zenuwachtig. Komt erbij dat de cafetaria corona-gewijs gesloten is, mondmaskerplicht, geen zoentjes geven, niet op gang wandelen. Een gevarieerde namiddag met hem is nu herleid tot luisteren - hij zwijgt niet, babbel, babbel. Ik stel me de vraag of die verwarde taal gekanaliseerd kan worden tot iets herkenbaars? Moet ik hoe dan ook proberen het te begrijpen. En wat met de andere Robert die hij geworden is? Hij was altijd al een mister perfect. Vroeger was er zijn legendarische dagelijkse flipperactie door heel het appartement en langs alle meubels. Nu moet alles aan zijn bed effen zijn, ieder stukje in zijn kamer op de juiste plaats. Hij wil dat uit eergevoel ook zelf doen. Die fierheid blijft.  Dat en timing, stiptheid, Marine-gelinkt. 


Weet je: in het rusthuis is hij eigenlijk altijd gelukkig. Hij danst met verpleegsters. Dat was vroeger niet zo. Thuis hield hij niet van (onverwacht) bezoek. Zeker niet van mijn vriendinnen. Dus ging ik alleen op stap. Dat wil ook zeggen dat, nu ik zelf minder buitenkom, zij niet naar mij zullen komen want die traditie is er nooit geweest. Plus: er zijn er al een hele boel dood, hé. De leeftijd … Nog zo’n vreemd iets: hij rolt zijn kledij op zoals toen aan boord. Plaatsgebrek, en zo. Thuis heeft hij dat nooit gedaan. Ik was de huisvrouw. 


Ik schrijf graag over de tijd voor en met Robert. Over de oorlog, de bezetting, de bevrijding en hoe ik hem nadien leerde kennen. Ik kom hem overal tegen. Je weet: hij was/is zeeman. Ik heb de gewoonte hem te schrijven. Telefoneren mocht of kon niet. Ondertussen schrijf ik al een tijdje naar mezelf en daardoor is hij nog bij mij. Dat is zeer menselijk. Ook zijn kleren liggen op dezelfde plaats. En dan zijn er de foto’s van vroeger. Ik heb hem als zeeman heel veel moeten missen. Toen hij met pensioen ging, was het moeilijk om plots ononderbroken samen te zijn. En nu hij niet meer thuis is, dacht ik dat het opnieuw makkelijker zou zijn. Mis dus. Ondertussen en tussen haakjes stel ik me nog altijd de vraag naar die fameuze “Schatjes in andere havens.”


André Baert

PAUL

De partner van een man met (jong)dementie heeft het niet makkelijk. Beide posities moeten begrepen worden. Een intensieve en confronterende cursus van pakweg tien lange sessies helpt. Je doet dat als partner alleen en ondertussen is praten met elkaar heel belangrijk. Je moet je gevoelens kunnen delen. Niet iedere dag is gelijk. Gelukkig is er een FOTON dat heel belangrijke banden smeedt. Maandelijks een psycholoog op bezoek, de kans om de eigen verwarringen met een derde te delen. Noem het eventjes op adem komen.


Ik heb als jongdemente man nood aan het vertellen van mijn verhaal voor een betrokken publiek. In de Covid-periode was dat niet mogelijk. Op zo’n moment van sociaal contact voel ik me veel beter. Vooraan een zaal ziet men niet dat ik ben waarover ik praat: jongdement. De confrontatie van niet zichtbaar maar wel zijn. Dat houdt mij recht. Helaas: ik word trager, ben snel afgeleid en kan de druk van te grote groepen niet meer zo goed aan. Het is in de vertrouwde omgeving dat ik rust vind.


Angst? Neen. Soms een dipje bij de gedachten aan mijn toekomst. Er zal een moment komen… 


Kijk: ik vind nog altijd mijn weg. Ik stel me voor dat mijn persoonlijk verzet het proces van dementie afremt. Of het klopt, weet ik niet. Hoewel het grootste deel van mijn leven draait rond en met dementie, blijf ik zoeken naar andere contacten, mensen met andere verhalen. Even weggaan uit datzelfde cirkeltje waarin zoveel mensen medelijden betuigen. Soms heb ik een vrij kort lontje dat ik in toom moet houden door met de psycholoog te praten. Of ik al vrienden verloren heb door mijn manier van leven? Neen, gelukkig niet. En dat maakt dat ik met een goed gevoel verder kan gaan.


Het zou heel mooi zijn de familie en beetje meer samen te kunnen krijgen. De tijden… Als de kinderen in groep zijn wordt er niet over dementie gepraat. Wel heel even als ze afzonderlijk komen. Ik heb geen behoefte om er met hen over te praktiseren. Helaas: ik kan niet meer helpen met de wiskunde van de kleinkinderen. Alles wat ik ooit aan exacte kennis had, is weg. Dat valt zwaar. Leg dat maar eens uit. 


Of dementie ernstig genomen wordt? Soms is het vechten tegen zowel de ziekte als het onbegrip. Van mij horen ze mijn waarheid … maar geloven? Studenten van de hogescholen stellen goed gerichte vragen. In hun toekomst zal men dementie een dynamisch proces noemen, waarbij alle stemmen moeten gehoord worden. Er zijn nog te weinig getuigenissen die zo voor het vuistje willen vertellen over hun ervaringen. Ikzelf moet al een spiekblaadje in grote letters gebruiken, maar ik doe verder om het taboe helemaal te doorbreken. Niet vergeten: sommigen kunnen tot het laatste moment gelukkig zijn.


Dementie is iets met twee. De partners kunnen het bij de aanvang niet meteen aanvaarden, maar ze moeten zo snel mogelijk meestappen in dat proces, in de projecten die hulp kunnen bieden. Ook op het werkterrein bestaat er nog een zeer grote onwetendheid. Er is werk aan de winkel voor de overheid. Zeker de artsen maken een deel uit van het proces. Die van ons belt om de 2 weken om te vragen hoe het gaat. Hij begeleidt ons. Velen met dementie missen dat. Er is zoveel onpersoonlijkheid. Vergeet alvast dit niet: het is niet afgelopen na de vaststelling.


Je moet zoveel mogelijk opschrijven. Laten zien dat de gevoelens veranderen. In het proces van dementie verdwijnen die emoties. Het verdriet van een overlijden is weg. Ik ben emotieloos aan het worden. Misschien komt dat voor een deel door die automatische vooroordelen in de omgeving. Ik tast vaak aan mijn hoofd op zoek naar betekenissen. Niet vergeten: er zijn in dit land veel handen aan dat hoofd, op zoek naar betekenis.


André Baert

ANN

2020. Kruispunten in een leven: mijn man overlijdt in Tunesië en thuis wordt het leven voor mama steeds moeilijker door dementie. In Tunesië ben ik alleen met uithuis-werkende kinderen en in Oostende moet men beslissen of mama thuisblijft of naar een rusthuis verhuist. Ik beslis: ik neemt loopbaanonderbreking en trekt in bij mama in het kangoeroehuis van broer Stefaan. Er is natuurlijk Covid waardoor de levenskwaliteit van mama achteruitgaat. Dat en seniele dementie van het alzheimer type heeft een impact op de leefomgeving.


Zo’n keuze is zwaar. Je verschuift je emoties van een overleden man naar een prioriteit voor de eigen moeder in een ander land. Emotioneel moeilijk, maar ook in de administratie is dat niet evident. Ondertussen en mede door Corona is er een duidelijke achteruitgang in het geestelijk welzijn van mama. Ze was een zeer zelfstandige vrouw. Dat is ze niet meer. Ze doet alsof ze alles onder controle heeft, maar we moeten haar constant bijsturen. Na een jaar heb ik dat wel door. Je zegt niet zomaar tegen haar dat ze iets verkeerd doet. Soms aanvaardt ze dat, soms niet en wordt ze totaal onverwacht zeer kwaad. Een keertje bij het wassen. Neen, zei ze, niet één keer in de week in bad maar zoals vroeger één keer in de maand. Is het de moeite om daarover ruzie te maken?


Je moet strategieën ontwikkelen. Ik heb een opleiding verpleegster. Dat helpt bij het afstand nemen of emoties kaderen. Soms is ze nog helder, maar in twee jaar is dat sterk verminderd. Vriendinnen die op bezoek komen, schrikken omdat ze in een korte tijd zo veranderd is. Als er iemand van de familie binnenkomt, herkent ze die wel maar weet ze niet meteen wie het is. Ook de tijden haalt ze door elkaar. Soms is ze helder en positief. Dat is au fond haar aard. Zo is ze: goedgezind en (soms overdreven) dankbaar.


Je moet ook toegevingen doen. Nu loopt ze al twee weken met dezelfde kousen. Haar verhalen gaan meer en meer terug naar de oorlogsperiode die ze meemaakte als jongste van 7 kinderen. Die verhalen kloppen, al geraken twee souvenirs wel vermengd. Anderzijds weet ze amper nog waar ze 5 jaar geleden woonde. Noem het vervormde herinneringen. Ze functioneert nog in het publieke leven. Een neef van vader heeft haar uitgenodigd in een restaurant. Ze heeft zich ‘normaal’ kunnen gedragen. Je ziet niet dat er dementie is, alleen praat ze soms naast de kwestie. 


Ze gaat nog met de fiets naar de dagopvang in het woonzorgcentra PONTON. Ze komt goedgezind terug. Ze beseft dat het goed is voor haar. Dan komt ze thuis en poets ze de gang voor de tweede keer. En een derde keer. Het kortetermijngeheugen. Ze scrabbelt zeer graag en ze doet het heel precies. 10 keer proberen om één juist woord te vormen. Maar op donderdag weet ze dat ze naar de markt moet.  Foto’s zijn belangrijk. Dat zie je duidelijk in de rusthuizen waar oude prenten vaak de enige link in de tijd zijn.


Dementie speelt mee in mijn leven. Door de linken naar vroeger die je onderweg ontmoet. Ik heb een grote liefde naar haar toe. Dat is niet evident. Jezelf wegcijferen voor een ander. Mijn sociaal leven is in de knoei. Ik heb twee kinderen die werken en leven in Tunesië.
Weet je: daar is het gewoon dat de familie voor de ouderen zorgt. Hier zijn we dat verloren. Aan de andere kant is er de onder-bemanning in de rusthuizen. En als de oudere mens de jongere niet meer herkent, dan is het onjuist van de jongere om hen niet meer te bezoeken. Wij moeten hen een voorbeeld geven.


André Baert

OVER MIJN MOEDER

De eerste tekenen dateren van zo’n twintig jaar geleden. Iets kleins vergeten, een afspraak niet nakomen of plots vragen of je klaar bent voor een uitstap die niet gepland is. Niemand die er iets van merkt omdat het zo traag gaat, terwijl ze zelf een soort ongemak aanvoelt.


Op een bepaald moment wordt dat ‘vergeten’ bespreekbaar gemaakt. Daar is een goede reden voor. Mijn grootmoeder – haar moeder - had ‘dat’ ook, dus vermoedden we wat er aan de hand was. “Ik wil zo niet zijn,” zei mama. “Wanneer je merkt dat het toch zo is, beloof me dan dat je het zegt.” Ik heb dat gedaan. Ze vond het toen niet zo erg want ze kon nog voluit genieten van haar leven, de kinderen en kleinkinderen. Iedereen liet het daarbij.


Vandaag zit ze in een fase dat ze iets probeert te zeggen, maar de juiste woorden niet vindt. “Hierboven (wijst naar hoofd) werkt het niet meer.” Ik leg dan uit wat ‘daar’ niet werkt. Af en toe zie je signaaltjes van beseffen, wat anders is dan bij mijn grootmoeder die niets meer wist. Mama heeft nog heldere momenten.


Ze moest onlangs gehospitaliseerd worden voor een polsoperatie. Dat heeft haar en haar dementie geen goed gedaan. Ze verblijft nu tijdelijk in een verzorgingshuis. Je merkt dat ze sterk achteruit is gegaan. Twee weken voordien was ze helder, nu vindt ze dat ze op mémé lijkt. Akkoord: ouder worden en vergeten gaan samen. Maar…


Ben ik nog haar dochter? Ze weet niets meer van mijn persoonlijke leven, weet niets over verbanden binnen de familie. Soms ben ik de beste vriendin. Dan is dat stukje geschiedenis weg en is er geen contact meer mogelijk. Alles vervaagt. Het komt niet meer terug. Ik ben ervan overtuigd dat er ooit een behandeling zal ontwikkeld worden. Ondertussen denk je aan de mogelijkheid dat je later zelf door zo’n stadium kan gaan. Wil je dat wel?


Zo af en toe zegt ze: “Ik wil geen beslag op je leggen.” Alsof ze het normale herkent. Ik herinner me een helder moment waarop ze zelf aangeeft naar een rusthuis te willen. Om haar man wat te verlichten. Dan denk ik dat ik mijn moeder terug heb. Dat is een illusie. Ze herkent me. Ja. Ze herkent de stem. En dan nog: op een moment dacht ze dat ik haar kapster was.


Het is wennen. Ooit gehoord bij het verlaten van de kamer dat ze aan mijn papa vraagt wie dat daarnet was. Ze stelt die vraag ook heel ernstig, als iemand die volledig mee is in wat daar en dan gebeurt. Geen extern spoortje van dementie, twijfel, verwarring. Is dat dementie, vraag ik me dan af. Het is een omgekeerde wereld. Waar zij vroeger voor mij zorgde, doe ik dat nu voor haar. Dat was ook mijn belofte.


Papa kan niet zonder haar. Het rustverblijf na het ziekenhuis loopt straks af en papa vindt dat ze naar huis mag komen. Waarom? Omdat hij haar enkele keren in optimale toestand heeft meegemaakt. Wat hij niet ziet, is, dat zij ronddwaalt in de gangen, verdwaalt, weent. Helemaal alleen in die cocon van dementie in een tehuis met – zoals overal – personeelsgebrek. Maar ze is daar veiliger dan straks bij papa thuis. Stel dat ze buitenhuis gaat, in de kou, zonder herkenningspunten. Stel dat ze thuis de trap op wil? Papa is 89, mama 80: de fysiek om te helpen is er niet meer. 


Hij mag niet terugvallen op die oude belofte om altijd voor haar te zullen zorgen. Dat stamt uit de tijd dat de man geld verdient en de vrouw voor het huishouden en het gezin zorgt. De tijd dat scheiden extreem is, waar ruzie met liefde wordt toegedekt. De afstand tussen vader, moeder en dochter is anders geworden. Rationaliteit moet het soms van gevoel overnemen. Maar ik zeg altijd opnieuw: “Ik kan niet over mijn papa heen gaan.”


Dit zijn duidelijke dilemma’s. Wie beslist over wat kan en niet kan? Papa wil alles opnieuw in eigen handen nemen, hij bespreekt zelf met het rusthuis wat de te nemen stappen zijn. Ondertussen huilt hij, moet hij wel beseffen dat het moeilijk tot onmogelijk zal zijn. Hoe zal het straks samen thuis zijn? “We komen wel overeen,” zegt papa. Hoe gaat hij dat doen? Hij is ook bang maar wil het nog eens proberen. “Als ik het niet probeer, zal ik me voor altijd slecht voelen.”


Hoe noem je dat? Liefdevol egoïstisch, wanhoop, schrik? Ik herinner me een incident waarbij ze me van thuis uit telefoneert omdat er een vreemde vent in haar huis was. “En wat doet die aan tafel en in bed…?” Terwijl het over haar eigen man ging. En dan maar foto’s tonen om het juiste perspectief te zoeken. 


Achteraf bekeken is eigenlijk vanaf haar 60ste begonnen. Mijn dochter zegt dat ze oma nooit echt anders heeft gekend. Dat ze altijd al geweten heeft dat ze vergeet.


André Baert

VIDEO